Verslag bijeenkomst ‘Sociaal Ondernemen’ op 20 september 2013
Op 20 september 2013 is een bijeenkomst over sociaal ondernemen georganiseerd in het Europees Parlement te Brussel. Met een select gezelschap werd gesproken over de toekomst van sociaal ondernemerschap in de Europese Unie. Onderstaand vindt u een kort verslag van de bijeenkomst.
I Ondernemerschap, sociale innovatie en economische groei
Tijdens het eerste deel van de bijeenkomst stelt Judith Merkies, PvdA-Europarlementariër, de Europese regelgeving rondom sociaal ondernemerschap ter discussie. Hierbij kan gedacht worden aan het vergemakkelijken van bankgaranties, zoals de financiering van kleine starters door het Europese Investeringsbank (EIB), en de gelijkschakeling van faillissementswetgeving door het op elkaar afstemmen en het beschikbaar stellen van gegevens. Daarnaast brengt Merkies een nieuw innovatieprogramma van de EU ter sprake; het derde budget. Het is echter de vraag welke vorm van onderzoek en innovatie door het ‘derde budget’ gefinancierd zullen worden. In Nederland ligt de nadruk voornamelijk op het stimuleren van topsectoren, maar er wordt onvoldoende geïnvesteerd in sociale innovatie. Volgens Merkies ligt hier een taak voor de Europese Unie (EU), met name op het gebied van innovatieve oplossingen voor grondstoffen schaarste, urbanisering en de stabilisering van de economie.
Er wordt vaak gedacht dat de regels en wetgeving van de Europese Unie sociale innovatie in de weg staan; echte innovatieve ideeën ontstaan veelal bij kleine bedrijven, in plaats van het grote, logge, bureaucratische Brussel. Voor de invulling van het Social Business Initiative van de Europese Commissie is inderdaad nog een lange weg te gaan. Desalniettemin is het van groot belang dat verschillende netwerken bij elkaar worden gebracht. Het Enterprise Europe Network is een goed voorbeeld van een dergelijk Europees netwerk voor het bedrijfsleven. Samenwerking is van groot belang voor Europese lidstaten, maar ook voor provincies en gemeenten – bijvoorbeeld regionale samenwerking m.b.t het verkrijgen van Europese fondsen. Kortom, het is zowel op nationaal, provinciaal als gemeentelijk niveau van belang om netwerken te creëren voor het bevorderen van sociaal ondernemerschap. Dit kan o.a. worden gestimuleerd door het gebruik van sociale media.
II Sociaal ondernemerschap stimuleren
Tijdens het tweede deel van de bijeenkomst deelt Felix Oldenburg, directeur Ashoka Duitsland en Europa, zijn inzichten en ervaringen omtrent het stimuleren van sociaal ondernemerschap. Ashoka bestaat uit 3000 ‘sociale ondernemers’ in 17 verschillende landen binnen en buiten Europa, waardoor het wereldwijd de grootste associatie is van Sociaal Ondernemers. Ashoka biedt deze ondernemers begeleiding, trainingen, fondsen en contacten, zodat zij zich volledig kunnen richten op het tot stand brengen van innovatieve ideeën die sociale veranderingen teweeg brengen. Volgens Oldenburg is het binnen de Europese Unie van belang dat verschillende kansen, inzichten en ideeën rondom sociaal ondernemerschap worden samengebracht. Lidstaten kunnen leren van elkaars aanpak betreffende het stimuleren van sociaal ondernemerschap. Het is echter niet zinvol om elkaar één op één na te doen.
Verder stelt Oldenburg dat de financiering voor sociaal ondernemerschap niet alleen uit het bedrijfsleven kan komen. Financiële steun van de overheid is ook van groot belang. De relatie tussen de overheid en sociaal ondernemers moet echter constructief zijn. Alhoewel sociaal ondernemers niet gefixeerd zijn op het maken van winst, is het wel van belang om het marktmechanisme niet uit het oog te verliezen bij het maken van creatieve ideeën. Zowel voor de ‘sociaal’ ondernemer als de ‘gewone’ ondernemer is succes nooit gegarandeerd. De meeste ideeën zijn de eerste paar jaar niet winstgevend, en misschien wel nooit. Voor een goede basis zijn investeringen en financiële gelijke systemen vereist. De overheid moet gelijke systemen opzetten om sociaal ondernemerschap te ondersteunen. Een dergelijk systeem zorgt ervoor dat uit het ene idee een ander idee voortkomt om een sociaal probleem op te lossen. Een primair doel is hierbij heel belangrijk. Iedereen kan een idee opzetten om de wereld te veranderen, dit geldt ook voor winstmakende bedrijven. Sociaal ondernemen vormt een brug tussen sectoren. Door stapsgewijs te werk te gaan, is het mogelijk dat sociaal ondernemerschap in de toekomst een norm wordt.
III Het ‘Social Business Initiative’ van de Europese Commissie
Tijdens het derde deel van de bijeenkomst spreken Egbert Holthuis, Directoraat-generaal voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen van de Europese Commissie, en Emmanuel Vallens, beleidscoördinator Europese Commissie, over een Europese aanpak voor sociaal ondernemerschap. Volgens de heer Holthuis moet sociale innovatie voornamelijk bottum-up worden gestimuleerd. Er is echter weinig contact tussen de EU en lokale overheden. Dit is problematisch, met name voor de aanpak van werkgelegenheid. Daarnaast vraagt hij zich af waar wel een rol voor de EU is weggelegd. Voor de financiering van sociaal ondernemerschap worden Europese fondsen beschikbaar gesteld. Deze fondsen zijn echter minimaal. Bovendien zou de ondersteuning van sociaal ondernemers uit meer dan alleen financiering moeten bestaan.
De heer Vallens stelt dat veel bedrijven beweren sociaal te ondernemen, maar in werkelijkheid geen deel uitmaken van de sociale economie. Ondernemers moeten voor een echte ‘social impact’ een deel van de winst herinvesteren. Zo wordt de eerste stap gemaakt voor verdere groei, ontwikkeling en financiering van hun bedrijf. Wanneer sociaal ondernemers wel overheidssteun ontvangen, kan een afhankelijkheidsrelatie worden voorkomen door middel van het diversifiëren van de financiering. Daarnaast vindt Vallens het een grote uitdaging om mensen op andere gedachten te brengen en aan te sporen tot sociaal ondernemerschap. Hiervoor moeten mensen goed geïnformeerd worden over de betekenis en het belang van sociaal ondernemerschap. Uit onderzoek is gebleken dat in de sociale sector minder werknemers uitvallen door ziekte dan bij winstgevende bedrijven. Overheden moeten sociaal ondernemerschap dus niet alleen maar zien als een kostenpost, maar juist als een investering.
Daarnaast stelt de heer Vallens dat nationale en lokale overheden niet altijd op de hoogte zijn van alle mogelijkheden. De juridische kant van sociaal ondernemen moet meer inzichtelijk worden gemaakt. Er is niet één type sociaal ondernemerschap: de ‘social impact’ van een bedrijf dat windenergie produceert valt niet te vergelijken met de ‘social impact’ van een bedrijf dat mensen met een handicap in dienst neemt. In januari 2014 wordt een rapport gepresenteerd over de wijze waarop sociaal ondernemerschap zich ontwikkelt. Vanuit Nederland is op dit moment de burgemeester van Rotterdam, de heer Ahmed Aboutaleb, rapporteur bij de ‘EU Social Investment Package’.
Afsluiting
De bijeenkomst wordt afgesloten door Bert Otten, vicevoorzitter landelijk partijbestuur PvdA. De bijeenkomst in Brussel zal worden opgevolgd door een expertmeeting over sociale innovatie in Den Haag. Verder hebben de Rode Ondernemers een conferentie over sociaal ondernemerschap in Eindhoven op de planning staan. Tot slot wordt afgesproken om met elkaar in contact te blijven door middel van bijgesloten lijst met contactgegevens van zowel de sprekers als de deelnemers van de bijeenkomst ‘Sociaal Ondernemen’ in Brussel.